(Grote) curriculumwijzigingen hebben vrijwel altijd als doel om de studiedoorstroom van studenten te verbeteren. Een logisch opgebouwd curriculum is altijd prettig: niet alleen voor studenten, maar het kan ook in de logistieke organisatie zorgen voor meer gemak in bijvoorbeeld roostering.
Soorten wijzigingen
Je kunt je curriculumopbouw structureren op verschillende manieren, bijvoorbeeld:
- Aan de hand van thema’s. Elk kwartaal of semester draait (losjes) rond een thema, je communiceert dit ook naar studenten en je zorgt dat docenten van vak A in dit thema ook refereren naar de impact en relevantie van hun vak op vak B in hetzelfde thema.
- Gebaseerd op aantallen EC: en studiejaar moet uit 60 EC bestaan. Een voor de hand liggende opbouw die ook rustig oogt voor de student is vier periodes met elk drie vakken van 5 EC.
- Gebaseerd op type onderwijs: je kunt ook kiezen voor projectgestuurd onderwijs, waarin elke periode zich opbouwt rond een project en de 15EC van die periode ook in één keer gehaald moeten worden.
Naast deze drie vormen zijn er ook allerlei tussenvormen te bedenken.
Casus: survival of the fittest
Een opleiding kampt al jaren met een slechte doorstroom van studenten vanuit jaar 1 naar jaar 2. Een aanzienlijk deel haakt al af vóór 1 februari, en daarnaast haalt een aanzienlijk deel het BSA (min. 45 EC in jaar 1) niet. Een ware survival of the fittest.
De opleiding is zwaar en de studenten zijn over het algemeen slim, maar het management is ervan overtuigd dat de opleiding niet té zwaar is.
Klopt onze doelgroep?
De opleiding vraagt zich wel af of het wel de studenten aantrekt met de juiste mindset, en wil daarom ook kijken naar mogelijkheden om die juiste studenten binnenboord te houden.
De wijzigingen van het curriculum komen neer op een opbouw in kwartalen met elk drie vakken van 15 EC; regelmatige vastgestelde tussentoetsen, en vaste roostervrije dagen waarin studenten aangespoord worden om met de stof aan de slag te gaan.
Monitoring
De opleiding wil weten met welke ideeën studenten binnen komen over zowel de studie als over hun eigen studievaardigheden, en wil gaandeweg het jaar onderzoeken of de studiehouding groeit naar meer discipline. Dit hebben we onderzocht door een monitoringprogramma in het eerste studiejaar op te stellen, naast de standaard vakevaluaties.
Hiervoor hebben we samengewerkt met een onderwijsadviseur die gespecialiseerd is in kwantitatief onderzoek in het onderwijs.
We hebben de eerstejaars studenten op verschillende gelegenheden gevraagd een enquête in te vullen over hoe ze de studie ervaren.
Opzet kwartaal 1
In kwartaal 1 (een maand na de start van het jaar) vragen we de studenten hoe ze begonnen aan de opleiding (hadden ze zich ingelezen, waren ze gemotiveerd, verwachten ze dat ze het niveau aan zouden kunnen, etc.). Ook laten we ze reflecteren op hun studiegedrag en inzet op dit moment, en vragen we naar hun mening over de cultuur van de opleiding.
Dit laatste vragen we om een beeld te krijgen over o.a. het gemak dat studenten voelen om hulp te vragen als iets niet lukt. Bij het opstellen van deze eerste vragenlijst hebben we erop gelet dat de vragen die we in de monitoringenquête stelden, niet ook al in de reguliere evaluatiecyclus aan bod kwamen.
Na de eerste ronde hebben we de studenten uitgenodigd om onder leiding van een onafhankelijke moderator in gesprek te gaan met de docenten over de uitkomsten van de enquête.
Met deze resultaten hebben we de tweede vragenlijst opgesteld, voor halverwege het tweede kwartaal.
Tweede kwartaal
In het tweede kwartaal hebben we deels dezelfde vragen gesteld als in Q1, en deels andere vragen. In deze vragenlijst zijn we dieper ingegaan op het studeergedrag van studenten. We stelden vragen als: hoeveel uur besteed je gemiddeld per week aan de studie, in hoeverre studeer je op de vrijgeroosterde dag, leer je veel van hoorcollege/werkcollege, is de studie haalbaar voor je…?
Daarnaast hebben we de studenten in een open vraag gevraagd welke ondersteuning hen zou helpen. Ze mochten hierbij hun studentnummer opgeven, zodat een studieadviseur ze eventueel kan benaderen.
Ook in Q2 hebben we een panelsessie georganiseerd waarin we dieper op de vragen en resultaten van de Q2 monitoringenquête ingingen.
Derde kwartaal
In het derde kwartaal hebben we de monitoringvragen toegevoegd aan een reguliere vakevaluatie.
We hadden al een redelijk beeld van hoe de studenten de cultuur binnen de opleiding ervaren; in deze ronde willen we daarom alleen onderzoeken hoe het gesteld is met het studiegedrag en in hoeverre studenten support ervaren vanuit de docenten.
Laatste kwartaal
In kwartaal 4 hebben we opnieuw gekozen voor monitoringvragen in een reguliere vakevaluatie. We vragen de studenten nu om terug te kijken op hun studeerervaring in dit eerste jaar, en vragen hen om een cijfer te geven voor de mate waarin de nieuwe elementen in het curriculum (ingeroosterde studiedag, voortgangstoetsen, mentoraat) hen geholpen heeft in het behalen van de vakken.
Terugblik
Bij studentevaluaties is het altijd belangrijk om af te wegen: zetten we een extra enquête uit, met het risico op enquêtemoeheid, of kunnen we onze vragen voor dit onderzoek ook onderbrengen in de reguliere cyclus?
In de bovenstaande casus besloten we om het risico te nemen: we deden de monitoring via online enquêtes en de reguliere vakevaluatie via papieren formulieren aan het eind van het tentamen. Het aantal vragen voor de monitoring was te groot om op 2 A4 (dubbelzijdig printen geeft één blaadje) te passen, dus dit moest wel online.
Ook wilden we onderzoeken of er een trend vast te stellen was voor wat betreft het studiegedrag. Eenmaal bezig bleek dit lastig, omdat in het eerste halfjaar er veel studenten stopen met de studie; de ‘goede’ studenten bleven over en vulden de laatste twee enquêtes in, terwijl in de eerste twee er ook nog respondenten meededen die uiteindelijk zouden afhaken.
Om de ervaring van die studenten toch te vangen, besloten we daarom vrij last-minute een staker-enquête op te stellen. Helaas was de respons op die enquête te laag om conclusies uit te kunnen trekken.
Wat kunnen we ervan leren?
Concluderend: deze monitoring vroeg een grote inspanning van alle betrokkenen, maar heeft wel veel informatie opgeleverd. Niet alleen inhoudelijk, maar ook voor wat betreft het opstellen van goede vragenlijsten. Van deze kennis profiteer ik jaren later nog steeds!
Voor de opleiding was de monitoring aanleiding om het studentenmentoraat verder te verbeteren. Voor mij als adviseur onderwijskwaliteit was het het startpunt van een structureel onderzoek onder studiestakers, alsook een tweejaarlijks onderzoek onder de eerstejaars studenten over hun studeerervaring.
Met de resultaten kunnen de opleidingen hun begeleiding van huidige en de voorlichting voor aankomend studenten verder aanpassen op de verwachtingen.