Curriculumwijziging? Betrek studenten vanaf dag 1
Je steekt als opleiding veel tijd in het verbeteren van je curriculum. Maar hoe weet je of die verbeteringen werken? En hoe
Elke paar jaar wordt er landelijk onderzoek gedaan naar het functioneren van opleidingscommissies (bijvoorbeeld door Oberon en Berenschot). Terecht, want sinds OC’s in 2017 meer formele bevoegdheden kregen, is de vraag: doet het wat?
Het antwoord: ja. Maar het kan beter.
In deze longread neem ik je mee in vijf succesfactoren die écht verschil maken – op basis van landelijke rapporten én mijn eigen onderzoek. Hoe scoort jouw OC?
Een ambtelijk secretaris die niet alleen notuleert, maar actief adviseert. Die snapt hoe processen lopen, weet wat er speelt in andere gremia én de OC helpt om het juiste gesprek op het juiste moment te voeren.
Zó iemand tilt de commissie naar een hoger niveau. Helemaal als er een goede voorzitter naast staat, met mandaat en overzicht.
Investeer dus niet alleen in je agenda, maar ook in wie die inricht.
Een goede band met de opleiding is waardevol. Maar pas op dat je als OC niet verstrikt raakt in loyaliteit. Dan verwatert je rol als medezeggenschapsorgaan en word je een verlengstuk van het opleidingsmanagement.
Zorg dat je je eigen agenda blijft bepalen – en ruimte houdt voor ongevraagde adviezen.
Contact met andere OC’s of de faculteitsraad helpt je daarbij: zo blijf je gevoed én verbonden. Plan een paar keer per jaar een uurtje bijpraten met voorzitters onderling. Je leert zóveel van elkaars aanpak.
Zoals gezegd, Oberon doet elke twee jaar onderzoek naar medezeggenschap in het onderwijs. Uit de resultaten blijkt dat minder dan de helft van de OC’s zich laten scholen/professionaliseren. En opvallend: vooral studenten volgen training, niet de docenten.
Docenten dénken vaak dat ze het wel weten… Maar wie geen gemeenschappelijke basiskennis heeft, praat vaker langs elkaar heen. Niet weten dat je iets niet weet, is misschien wel het lastigste vertrekpunt om verandering te brengen.
Een goede training of gerichte bijspijkersessie kan dat kantelpunt zijn. En een scherpe ambtelijk secretaris herkent het vaak als eerste als dit aan de hand is.
Een opvallend inzicht uit het Oberon-onderzoek: hoe langer mensen in de OC zitten, hoe mínder adviezen er worden gegeven. De kans bestaat dat mensen langzaam indutten. Ze weten ‘hoe het gaat’, maar verliezen de frisse blik en het vermogen om het anders te doen.
Durf dus eerlijk te kijken:
De meme die hierbij hoort is wat mij betreft klassiek:
CFO: “What if we train them and they leave?”
CEO: “What if we don’t… and they stay?”
Precies dat.
Allemaal mooi, deze inzichten. Maar wat betekent het voor jullie praktijk?
Stel jezelf deze vragen:
Is het antwoord op meerdere vragen ‘mwah’? Dan is het tijd om iets te gaan doen. En daar help ik graag bij.
Meters maken voor Opleidingscommissies is een krachtig traject voor OC-voorzitters die niet eindeloos willen vergaderen zonder resultaat. Samen doorbreken we patronen, brengen we focus aan en geef ik je praktische handvatten om je commissie te versterken.
Wil je hier meer over weten? Ontdek het hieronder.
Titia Verdenius (1980) helpt betrokken, ambitieuze managers in het mbo en hbo bij het opsporen én oplossen van weeffouten in de onderwijsorganisatie. Op deze website schrijft ze regelmatig over haar unieke werkwijze, die leidt tot integrale verbetering van het onderwijsproces zonder dat het op een reorganisatie uitdraait. Met haar bedrijfskundige en systemische blik geeft zij je altijd weer zicht op een ander perspectief. Neem contact op.
Je steekt als opleiding veel tijd in het verbeteren van je curriculum. Maar hoe weet je of die verbeteringen werken? En hoe
Stel: je hebt als opleidingscommissie zorgvuldig vergaderd, afgestemd, onderzocht… en dan moet het advies nog op papier. Niet altijd de makkelijkste stap.
Ik kom net thuis van een dag bij mijn opdrachtgever en ook al ben ik gaar, denk ik ook: wat wás het
Elke paar jaar wordt er landelijk onderzoek gedaan naar het functioneren van opleidingscommissies. Terecht, want sinds OC’s in 2017 meer formele bevoegdheden kregen, is de vraag: doet het wat?
Het antwoord: ja. Maar het kan beter.
In deze longread neem ik je mee in vijf succesfactoren die écht verschil maken – op basis van landelijke rapporten én mijn eigen onderzoek. Hoe scoort jouw OC?
In 2020 is er door onderzoeksbureau Oberon een periodieke medezeggenschapsmonitor gedaan (momenteel werken ze aan een nieuwe!), en ook Berenschot heeft onderzoek gedaan naar OC’s in het bijzonder. Dit onderzoek was in 2021. En zelf heb ik me in het afgelopen jaar óók gebogen over het functioneren van opleidingscommissies, maar dan in opdracht van een specifieke HO-instelling.
Uit al deze onderzoeken blijkt dat OC’s al behoorlijk goed in het zadel zitten, dus dat is alvast goed nieuws. Daarnaast identificeren ze globaal ongeveer dezelfde succesfactoren die de rol van medezeggenschap kunnen versterken, en daarmee de bijdrage aan onderwijskwaliteit vergroten.
Een van de sterkste factoren voor een succesvolle OC is het hebben van een goeie ambtelijke ondersteuning. Daarmee wordt bedoeld: een ambtelijk secretaris of beleidsmedewerker op HBO+-niveau, die de commissie voorziet van adviezen op proces- en strategieniveau, en daarnaast in staat is om hoofd- en bijzaken van elkaar te scheiden. Optimaal is het, wanneer de voorzitter goed ingewerkt is en samen kan werken met de secretaris die op zijn/haar beurt ook feeling heeft met de andere gremia (en OC’s) in de faculteit.
Feeling met de andere gremia is meteen een mooi bruggetje naar een andere succesfactor: het onderhouden van goeie contacten met zowel de opleiding als met andere (medezeggenschaps-)organen.
Voor de relatie met de opleiding geldt wel: een ál te nauwe band kan resulteren in moeilijk afstand kunnen bewaren: voor je het weet ben je als opleidingscommissie een tandeloze tijger! Let er dus als OC op dat je ruimte creëert om je eigen speerpunten op te pakken. Als je als OC alleen maar reageert op verzoeken van de opleiding, is er dan nog wel sprake van onafhankelijke medezeggenschap? Bespreek het eens in de volgende OC-vergadering.
Met andere OC’s of de faculteitsraad kan het zinvol zijn om van elkaars agendapunten op de hoogte te zijn. Zo weet je in ieder geval op hoofdlijnen wat er speelt. Daarnaast kun je overwegen om een paar keer per jaar een uurtje bij te praten als voorzitters. Dan kun je meteen die ene lastige casus bespreken; misschien kun je leren van andermans best practice.
Uit het onderzoek van Oberon blijkt dat iets minder dan de helft van de opleidingscommissies in het jaar voorafgaand aan de peiling een training had gevolgd. Van de respondenten die wel een training hadden gevolgd bleek dat dit m.n. de studenten waren.
En dat is zonde, want wat ik ook zelf in de praktijk (én in het onderzoek dat ik zelf deed) tegenkom is dat mensen na een training ontdekken dat ze eigenlijk veel dingen niet wisten, die wel degelijk belangrijk zijn.
M.n. docenten denken dat ze wel prima op de hoogte zijn, maar in de praktijk valt dat dus tegen. Een tricky situatie die ook frustratie kan geven. Want hoe vervelend is het om geen deuk in een pakje boter te kunnen slaan, niet wetende waardoor dat komt, terwijl je dus eigenlijk kennis tekort komt? Niet weten dat je iets niet weet, tja zie daar maar eens uit te komen…
Reden te meer om werk te maken van zo’n ambtelijk secretaris! Als het goed is, ziet die namelijk al snel dat je als commissie een training nodig hebt… en gaat hij/zij er meteen aan de slag om dit te organiseren.
Dan tot slot nog eentje om over na te denken (ik vond hem in het onderzoek dat Oberon in 2020 publiceerde). De onderzoekers vonden dat hoe langer OC-leden in de commissie zitten, des te minder adviezen (gevraagd en ongevraagd) er worden gegeven. Zo van: dit hebben we al vaker geprobeerd en het heeft niet geholpen…?
Het kan dus interessant zijn om als je meer impact wilt hebben, eens kritisch te kijken naar hoeveel leden er heel eerlijk in slaap zijn gesukkeld en geen actieve bijdrage leveren (of onbewust tegenwerken). Durf je dit aan te kijken en je conclusies te verbinden? Wat levert het je op als je ze houdt, en wat levert het je op (afgezien van dat je dan dus op zoek moet naar nieuwe leden) als je ze laat gaan?
Die zittingsduur doet mij een beetje denken aan deze meme: a CFO asks his CEO: ‘What happens if we invest in developing our people and then they leave the company?‘ The CEO answers: ‘What happens if we don’t and they stay??‘ Het slaat wat mij betreft ook terug op het kennisniveau. Uiteindelijk gaat het om het monitoren van onderwijskwaliteit: zorg dan op zijn minst dat je gemotiveerde én goed ingelichte leden in je commissie hebt.
Genoeg om over na te denken: hoe zitten wij er als opleidingscommissie bij als het gaat om deze succesfactoren? Is het antwoord een tikje teleurstellend, misschien is het dan tijd om in actie te komen. Ga het gesprek aan op jouw faculteit of instituut, en daarnaast kun je ook mij inschakelen om met je mee te kijken.
Lees hoe ik jou kan helpen via de link hieronder:
Als consultant voor het mbo en hbo helpt Titia Verdenius betrokken, ambitieuze managers bij het bouwen van succesvol gestroomlijnd beroepsonderwijs.
Ongeveer 6x per jaar komt ‘ie in je mailbox.